Zo voelt het leven als je EB hebt

Classificatie van EB

De kennis over EB en de pathogenese (= hoe de ziekte ontstaat) is de laatste decennia sterk toegenomen.  

Herziening van de classificatie 2020: samenvatting

Epidermolysis Bullosa (EB) is een groep van zeldzame genetische aandoeningen met een abnormaal fragiele huid. Er zijn veel verschillende types; sommige zijn mild, terwijl andere invaliderend of zelfs dodelijk kunnen zijn. Door de vooruitgang in de wetenschap worden er steeds nieuwe typen herkend. Om het nog verwarrender te maken, zijn er in de loop der jaren verschillende namen gebruikt voor hetzelfde type, waardoor het voor patiënten en professionals moeilijk is om deze aandoeningen te begrijpen en erover te leren.

Een internationale groep van EB-deskundigen komt ongeveer om de zes jaar bijeen. Zij herzien de terminologie in het licht van de wetenschappelijke vooruitgang, om de namen van de ziekten zinvoller en relevanter te maken. In deze laatste versie wordt het "uienschil"-systeem toegepast, waarbij de diagnose van EB in lagen wordt benaderd: blaarniveau, klinische kenmerken, overervingspatroon en genetische mutatie.

De traditionele EB-categorieën - simplex, junctioneel, dystrofisch en Kindler EB - blijven behouden, met kleine wijzigingen. In het verleden werden de aandoeningen vaak vernoemd naar de artsen die ze het eerst beschreven, maar deze "eponiemen" zijn nu allemaal verdwenen, behalve Kindler.

Blaren zijn het kenmerk van EB, maar andere aandoeningen waarbij de kwetsbaarheid van de huid tot uiting komt in pellende huid, erosies of schilfering kunnen ook ernstige problemen veroorzaken voor patiënten. De nieuwe classificatie kent twee hoofdcategorieën EB: "Klassieke EB" en "Andere aandoeningen met huidfragiliteit". De expertengroep wil deze "EB-gerelateerde" aandoeningen onder de EB-paraplu houden, zodat alle patiënten met een kwetsbare huid baat kunnen hebben bij behandelingen voor EB.

Deze nieuwe EB-classificatie zal nuttig zijn voor patiënten, zorgverleners en wetenschappers. 

Classificatie van EB in het kort

De klassieke EB wordt onderverdeeld in vier hoofdtypen, op basis van de plaats in de huid waar de blaren ontstaan. Ongeveer 20% van de EB-gevallen is dystrofisch (DEB), 10% junctioneel (JEB), en 70% simplex (EBS); het Kindler-syndroom is zeer zeldzaam. De genetische fouten bij EB leiden tot defecten in huideiwitten die ervoor moeten zorgen dat de buitenste huidlaag (epidermis of opperhuid) aan de diepere laag (dermis of lederhuid) hecht. Sommige typen EB worden dominant overgeërfd, andere recessief. Er zijn meer dan 30 klinische subtypen.

Een aandoening die 'EB acquisita' wordt genoemd en die ernstig is en qua symptomen lijkt op RDEB, wordt niet geclassificeerd als EB, omdat het een auto-immuunziekte tegen collageen VII is en niet kan worden behandeld zoals erfelijke EB.

Dystrofische EB (DEB) Junctionele EB (JEB) EB Simplex (EBS) Kindler syndroom

Mutaties in:
COL7A1 (100% van alle gevallen)

Mutaties in:

LAMA3, LAMB3 en LAMC2
COL17A1
ITGA6, ITGB4, ITGA3
Mutaties in:
KRT5 en KRT14 (75%)
PLEC
KLHL24
DST
EXPH5
CD151
Mutaties in:
FERMT1
recessief of dominant recessief Meestal dominant maar soms ook recessief recessief
Blaren in de dermis (onderste huidlaag) Ernstige blaarvorming in het basale membraan Blaarvorming in de epidermis (opperhuid) Blaren in verschillende huidlagen
Een 11-tal klinische subtypen Een 8-tal klinische subtypen 70% van alle EB-gevallen
Loslating boven het het basale membraan
Ook slijmvliezen aangetast
Lichtgevoeligheid
Zeer zeldzaam

1. Classificatie van klassieke epidermolysis bullosa (EB)

Niveau van splijting van de huid EB-type Overerving Gemuteerde genen Betrokken eiwitten
Intra-epidermaal (binnen de epidermis of opperhuid) EB Simplex dominant KRT5, KRT14 Keratine 5, keratine 14
      PLEC Plectine 
      KLHL24 Kelch-like member 24
    recessief KRT5, KRT14 Keratine 5, keratine 14
      DST BP230
      EXPH5 Exophiline 5
      PLEC Plectine
      CD151 (syn. TSPAN24) CD151 antigen (syn. tetraspanin 24)
Junctioneel (ter hoogte van het basale membraan)  Junctionele EB recessief LAMA3, LAMB3, LAMC2 Laminine 332
      COL17A1 Collageen type XVII
      ITGA6, ITGB4 Integrine alfa6 beta4
      ITGA3 Integrine alfa3 subunit
Dermaal (binnen de dermis of lederhuid) Dystrofische EB dominant COL7A1 Collageen type VII
    recessief COL7A1 Collageen type VII
Gemengd Kindler EB recessief FERMT1 (syn. KIND1) Fermitine family homolog 1 (syn. kindlin-1)

Subtypes van EBS, DEB en JEB

2. Classificatie van andere aandoeningen met huidfragiliteit

 

Niveau van splijting van de huid Benaming Overerving gemuteerde genen betrokken eiwitten

Intra-epidermaal

Peeling skin disorders recessief TGM5, CSTA, CTSTA, CTSB, SERPINB8, FLG2, CDSN, CAST, DSG1b, SPINKS Transgluaminase 5, Cystatine A, Cathepsine B, Serpine protease inhibitor 8, Filaggrine 2, Corneodesmosine, Calpastatine, Desmogleine 1, LEKT1

Intra-epidermaal 

Erosive skin fragility disorders

recessief 

DSP, JUP, PKP1, DSC3, DSG3 

Desmoplakine, Plakoglobine, Plakophiline 1, Desmocoline 3, Desmogleine 3

Intra-epidermaal

Hyperkeratotic disorders with skin fragility: Keratinophatic ichtyoses dominant KRT1, KRT10, KRT2 Keratine 1, 10, 2
    recessief KRT10 Keratine 10
Intra-epidermaal Hyperkeratotic disorders with skin fragility : Pachyonychia congenita dominant KRT6A, KRT6B, KRT6C, KRT16, KRT17 Keratine 6A, 6B, 6C, 16, 17

Dermaal  

Syndromic connective tissue disorder with skin fragility recessief

PLOD3 

Lysyl hydroxylase 3

Een beetje geschiedenis en bronnen

De eerste genen die coderen voor huideiwitten maar defect zijn bij EB, werden ontdekt in het begin van de jaren 1990. Er zijn nu 20 genen geïdentificeerd waarvan mutaties gekend zijn die EB veroorzaken. Daarnaast zijn er nog meer ‘modifier’ - genen die de ernst van de symptomen beïnvloeden. Al deze genen vormen mogelijke doelwitten voor therapie, symptoomverlichting en diagnostiek. Toch zijn er veel mensen met symptomen die doen denken aan EB, maar bij wie nog geen mutaties gevonden zijn in bekende EB-genen. 

De leden van EB-ResNet herzien regelmatig de classificatie van EB op basis van uitgebreide klinische en moleculaire kennis. De resultaten van de 2019 consensusmeeting werden gepubliceerd op 4 februari 2020: Has, C et al.:  Consensus reclassification of inherited epidermolysis bullosa and other disorders with skin fragilityThe British journal of dermatology, 10.1111/bjd.18921. 4 feb. 2020, doi:10.1111/bjd.18921:

Meer lezen? https://www.eb-researchnetwork.org/research/what-is-eb/ 

Consensusmeeting 2014: oude benamingen verdwijnen

Sinds de laatste consensus (publicatie maart 2014) werden de namen van sommige subtypes gewijzigd.

De onderverdeling in vier hoofdtypen blijft ongewijzigd: EB simplex (EBS), junctionele EB (JEB), dystrofische EB (DEB) en Kindler syndroom. 

Sommige subtypes werden vroeger genoemd naar de onderzoekers die het type hadden ontdekt. In de nieuwe classificatie zijn deze eponiemen verwijderd. 

Voor de patiënt verandert er uiteraard niets. Alleen de naam van het subytpe is nu anders. 

Oude naam Nieuwe naam
EBS Weber Cockayne EBS localised
EBS Koebner EBS generalised intermediate
EBS Dowling Meara EBS generalised severe
JEB Herlitz JEB generalised severe
JEB non-Herlitz JEB generalised intermediate
DDEB Cockayne-Touraine & Pasini DDEB generalised
RDEB Hallopeau-Siemens RDEB generalised severe
RDEB non-Hallopeau-Siemens RDEB generalised intermediate

 

Publicaties

Schoolfolder "Epidermolysis bullosa op school"

Schoolfolder "Epidermolysis bullosa op school"

Downloaden

Bestellen

Schrijf je in op onze nieuwsbrief